Bij een meervoud op -s schrijf je een weglatingsteken voor de -s bij woorden die eindigen op -a ,-e (als ee-klank), -i, -o, -u, of -y om verkeerd lezen te verkopen.
In alle andere gevallen schrijf je de meervouds-s vast aan het woord.
Bij een meervoud op -en schrijf je -en vast aan het woord. Het meervoud voor woorden op -f schrijf je meestal met -ven. Het meervoud van woorden op -s schrijf je meestal met -zen. Het meervoud van woorden op -ee is -eeën.
Bij een meervoud op -en verdubbel je de eindmedeklinker na een gedekte klinker.
Bij een meervoud op -en verdubbel je de eindmedeklinker niet na een vrije klinker, een tweeklank en een doffe klinker. Na -is verdubbel je wel.
Bij woorden dien eindigen op -ie schrijf je in het meervoud -ieën als de klemtoon valt op -ie, -iën als de klemtoon niet valt op de -ie.
Bij een meervoud op -eren zijn er weinig spellingproblemen.
Naamwoorden die eindigen op -man hebben vaak een of meerdere meervoudsvormen.
Sommige zelfstandige naamwoorden hebben naargelang de betekenis een andere meervoudsvorm.
Je schrijft de achtervoegsels -je, -tje, -etje en -pje vast aan het woord. Bij woorden op -ing vervalt de -g en schrijf je het achtervoegsel -kje. Er zijn wel enkele uitzonderingen.
Voor het achtervoegsel -tje schrijf je de vrije klinkers -a(a), -e(e), -o(o), -u(u) met twee tekens.
Bij woorden die eindigen op -i schrijf je -ie voor het achtervoegsel -tje. Bij woorden van Franse herkomst die eindigen op -ine schrijf je vaak -ien voor het achtervoegsel -tje.
Bij woorden op -y en bij uitheems woorden op -u schrijf je een weglatingsteken voor het achtervoegsel -tje.
Bij woorden op -é schrijf je -ee voor het achtervoegsel -tje.
Sommige zelfstandige naamwoorden hebben speciale verkleinvormen.
Door de verkleinwoorden kunnen ook homoniemen ontstaan.